Verslag van een pelgrimsreis naar Japan
Het verhaal van Ed, Lydia, Lody en Sandra over hun pelgrimsreis naar Japan in november 2016.
Ed
In 2014 kwam ik per toeval op internet een naamlijst tegen, waar de naam van mijn vader, Martinus Petrus (Teng) Ewalts, op stond. Het was de transportlijst van de Ume Maru 2, een hellship, dat krijgsgevangenen van Singapore naar Moji in Japan bracht. Het liet me toen niet meer los en ik wilde het hele verhaal achterhalen.
Ik ben toen begonnen te rechercheren en stond er zelf versteld van, hoeveel er nog te vinden is. Het stamboek van mijn vader, de Japanse interneringskaart en gegevens van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) waren uiteindelijk de basis daarvoor, dat ik de tijd van Teng van 1938 tot en met 1950 kon reconstrueren. De vele dagboeken van mensen die met mijn vader samen in Indië, Japan en Thailand waren en verhalen van veteranen gaven het verhaal nog meer inhoud. Mijn vader heeft me vroeger telkens weer over die tijd verteld. Het waren losstaande verhaaltjes waarvan ik nu wist waar die verhalen plaatsgevonden hadden. Aangezien ik graag reis, mij zeer voor geschiedenis interesseer en zoveel te weten was gekomen, kwam het idee om ook de plaatsen te bezoeken waar mijn vader is geweest. Ik wilde het geheel afronden. Ik wilde me een persoonlijk beeld maken van die plaatsen en de mensen daar.
In 2015 nam ik deel aan de pelgrimsreis met SHBBS naar Thailand. Hier werden alle plaatsen bezocht, waar vroeger de kampen stonden waar mijn vader geinterneerd was. Het was voor mij indrukwekkend daar rond te lopen, waar mijn vader meer als 70 jaren geleden onder onmenselijke omstandigheden gezwoegd had. Voor mij was toen duidelijk: Japan, ik kom!
In maart 2016 besloten Lody Pieters en ik spontaan om in november 2016 samen met haar zus Sandra en mijn partner Lydia deze reis te maken. Doorslaggevend was dat we daar ook de mogelijkheid zouden krijgen met ooggetuigen te spreken. De vader van Lody en Sandra was in dezelfde kampen als mijn vader geweest. We besloten dezelfde reis te maken die onze vaders gemaakt hadden, deels in omgekeerde volgorde. Het was voor mij verrassend dat we nog zo vele stille getuigen uit de tijd van 1944-1945 vonden: fundamenten, ingangen, gebouwen, bruggen, wegen enz. Ook hier was het voor mij weer een hele speciale ervaring precies daar te staan, waar mijn vader toendertijd gewoond, geleefd en gewerkt had. Het was zeer indrukwekkend en ontzettend spannend. De mogelijkheid met ooggetuigen en Japanse experts te spreken rondde het geheel op een mooie manier af. Nu staan Indonesië en Singapore nog op mijn ‘to do’ lijst.
Mijn vader was een deel van mijn leven en heeft beslist zijn steentje eraan bijgedragen dat ik ben wie ik nu ben. De omstandigheden in de tijd tussen 1938 en 1950 hebben beslist mijn vader beïnvloed. Dus uiteindelijk is het zoeken naar het verleden van mijn vader ook en beetje op zoek gaan naar mezelf.
Ed Ewalts is Nederlander en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2015); hij woont en werkt in Zwitserland
Lydia
2015 was een heel gewoon jaar. Dacht ik. Mijn partner Ed en ik maakten plannen voor uitstapjes en reizen. We reizen heel graag om de geschiedenis en cultuur maar ook de natuur van verre landen te leren kennen. Thailand en Japan stonden tot dan niet op ons wensenlijstje. Ed was echter al enige tijd bezig naar het zoeken van antwoorden op de vraag war zijn vader in de periode 1938-1950 in het verre Azië beleefd had. In Indonesië, Thailand en Japan met name tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zijn zoektocht bracht ons in 2015 naar Thailand voor een pelgrimsreis naar de Birma-Siam Spoorweg. Ed had me gevraagd: “Ga je mee?” Ik dacht: “Waarom niet?” Tenslotte was ik nog nooit in Thailand geweest en de gebeurtenissen daar klonken ook nog spannend. Nauwelijks voorbereid en weinig verwachtingsvol begon ik aan die pelgrimsreis. Maar die reis veranderde alles.
De geschiedenis en bevolking van Indonesië, Thailand, Japan en ook Nederland – ik kreeg zoveel nieuwe informatie, ook wat niet in de geschiedenisboeken staat. Ik besloot mij meer in de geschiedenis van die landen te verdiepen en al die verhalen van families en ervaringen van mensen op te schrijven. Door die ervaringen op locatie en met ooggetuigen te delen kreeg ik een ander beeld van de gebeurtenissen in de geschiedenis. Zo kwam ik ook veel te weten over Japan en de Japanners. De Japanners in Thailand bij de bouw van de spoorweg, in de kampen in Nederlands-Indië, Singapore en in Japan zelf. Ik luisterde naar de vele verhalen daarover en over de oorlog in de Pacific.
Als Duitse ben ik vooral en nadrukkelijk opgegroeid met informatie over de oorlog in Europa. Duitsers en Japanners hebben een vergelijkbaar verleden, dat nauw met dat van Nederland verbonden is. Beide volken waren zeer lang niet echt welkom in Nederland.
De zoektocht van mijn partner bracht ons nu ook naar de krijgsgevangenkampen in Japan, die Ed in ieder geval wilde zien.
Begin juni 2016 was er een symposium over de krijgsgevangenkampen in Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog, georganiseerd door de Stichting Dialoog Nederland-Japan-Indonesië. Daar hadden we samen met Lody Pieters een ontmoeting met Yoshiko Tamura en haar collega’s van het PoW Research Network Japan. Vanuit onze gezamenlijke belangstelling voor dit onderdeel van de geschiedenis en de oorlogservaringen van onze vaders besloten we in november 2016 een pelgrimsreis naar Japan te maken. Voor mijn ‘reis’ terug in de tijd van de Tweede Wereldoorlog was vond ik het belangrijk om ook Japan en zijn bevolking, geschiedenis en cultuur te leren kennen. Om de geschiedenis te kunnen begrijpen en conclusies te kunnen trekken moet je alles van verschillende kanten bekijken, vond ik. De pelgrimsreis en de Japanners die we ontmoet hebben, hebben veel indruk op mij gemaakt. Het beeld dat ik had van Japan op basis van boeken, TV en verhalen van Nederlanders is daardoor totaal veranderd. Ook al heb ik geen familie die betrokken was bij de oorlog in de Pacific, toch heb ik ook wat geleerd over mijn eigen verleden. Duitsland en Japan hebben in die periode verschrikkelijke dingen gedaan, maar toen en nu zijn er altijd mensen die geprobeerd hebben om te helpen. Die streven naar een vreedzame samenleving en naar verzoening. Die het verleden in het juiste perspectief willen plaatsen zonder het mooier te maken. Yoshiko en haar collega’s van het Network zijn daar een goed voorbeeld van.
Iedere reis geeft inspiratie voor een nieuwe reis. Wie weet een reis naar Japan.
Lydia Schönmeier is Duitse en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2015); zij woont en werkt in Zwitserland.
Lody
Pas na de dood van mijn vader – precies 20 jaar geleden – ben ik mij gaan verdiepen in zijn lotgevallen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Zoals zovelen van zijn tijdgenoten had hij daar nooit veel over verteld. In de loop der jaren vergaarde ik zoveel informatie dat ik vrij nauwkeurig de omzwervingen van Willem Cornelis Pieters (Wim) in kaart kon brengen. Mijn vader was geen beroepsmilitair maar werd onder de wapenen geroepen, toen de Tweede Wereldoorlog ook in Azië uitbrak. Na nauwelijks een schot gelost te hebben werd hij krijgsgevangen gemaakt en begon een lijdensweg die jaren zou duren en die hem tienduizenden kilometers van huis zou voeren. Van Java via Singapore naar Thailand, langs het spoortraject naar het noorden tot aan de Birmese grens. Vervolgens weer naar Singapore en vandaaruit naar Japan. Daar zat mijn vader in totaal ruim een jaar in twee kampen. Eerst bij Osaka (Tanagawa) en toen bij Fukuoka (Inatsuki). Na de Japanse capitulatie ging hij via Nagasaki en Okinawa, Manilla (Filipijnen) en Balikpapan (Borneo) terug naar Java, waar hij uiteindelijk pas in april 1946 arriveerde.
Na enkele reizen naar Indonesië en Thailand lag het voor de hand om ook Japan te bezoeken. Want hoewel dankzij het internet the world a global village is en je met Google de locaties van de voormalige kampen gewoon thuis op de bank kunt bekijken, weet ik dat het een bijzondere ervaring is om ter plekke de voetsporen van je vader te volgen. Inmiddels had ik e-mailcontact gelegd met Yoshiko Tamura van het PoW Research Network Japan. Dit is een niet-gesubsidieerde groep van voornamelijk generatiegenoten, verspreid over Japan, die net als ik op vrijwillige basis en uit persoonlijke interesse onderzoek doen naar krijgsgevangenen in WO2 en dan met name die in Japan. Wat ook belangrijk is: zij delen die informatie met andere belangstellenden en begeleiden hen bij hun persoonlijke ‘zoektocht’ in Japan.
In het voorjaar van 2016 ontmoette ik vier Network-leden tijdens een bezoek aan Nederland. Tijdens dat gesprek werd mij duidelijk dat – wilde ik nog ooggetuigen van de krijgsgevangenkampen spreken – ik mijn bezoek aan Japan niet langer moest uitstellen. Samen met Ed Ewalts, wiens vader in de groep van mijn vader zat, zijn vriendin Lydia en mijn zusje Sandra maakte ik een ‘wensenlijstje’ van plaatsen die we wilden bezoeken. Uiteraard de twee kamplocaties en daarnaast ook de havens van aankomst (Moji) en vertrek (Nagasaki). Yoshiko Tamura zou als tolk en gids met ons meereizen. Ze had ervoor gezorgd dat we in Osaka en Fukuoka zouden worden begeleid door twee lokale gidsen, de Network-leden Toru Fukubayashi (medeoprichter van het Network) respectievelijk Shozo Komaki. Wat we toen nog niet wisten, was dat deze mannen op hun beurt plaatselijke deskundigen hadden opgetrommeld: een voormalige zeekapitein (80+) die veel kon vertellen over de scheepswerven en de oorlogsindustrie in Tanagawa, leden van een historische vereniging die onderzoek hadden gedaan naar de gebouwen en infrastructuur in dat gebied tijdens WO2. In Fukuoka werd ons gezelschap uitgebreid met onder anderen een directeur van een mijnbouwmuseum en een historicus van de gemeente. Iedereen had zich goed voorbereid op onze komst en onze vragen. Overal kregen we kopieën van kaarten, plattegronden, foto’s en andere archiefstukken. Het was overweldigend!
Maar laat ik bij het begin beginnen. Na onze aankomst in Tokyo was er een ontmoeting gepland met leden van het Network en vervolgens met de Nederlandse ambassadeur Aart Jacobi. Deze laatste had anderhalf uur vrijgemaakt voor een persoonlijk gesprek met ons, omdat hij zeer geïnteresseerd was in ons onderzoek en de beweegredenen voor ons bezoek aan Japan.
Tijd voor sightseeing in Tokyo was er niet, want de volgende dag vertrokken we al naar Osaka, waar onze feitelijke pelgrimsreis zou starten. En een paar dagen later naar Fukuoka, vanwaaruit we het kamp en de havens zouden bezichtigen. We hadden besloten om – net zoals onze vaders toen – zoveel mogelijk per trein te reizen. Het werd mij al spoedig duidelijk dat dat ons nooit gelukt zou zijn zonder de hulp en aanwezigheid van Yoshiko en haar collega’s. Niet alleen omdat het Japanse spoorwegnet zeer uitgebreid en zeer complex is, maar ook en vooral omdat in de buitengebieden alles in het Japans staat aangegeven. Er zijn daar weinig Japanners die (verstaanbaar) Engels spreken en ons ook nog kunnen vertellen hoe het vroeger was. Is dit het oorspronkelijke station? Hoe liepen de krijgsgevangenen naar hun werk? Waar lag de scheepswerf? En de ingang van de kolenmijn? Waar werden de overledenen gecremeerd enz. Ik vond het fascinerend om te zien hoe ook op plekken waar de verschrikkelijkste dingen gebeurd zijn, waar bloed, zweet en tranen gevloeid hebben, na zeventig jaar weer gewoon geleefd wordt. Net als in Thailand moet je weten waar je moet kijken en dan ook goed kijken om de restanten van de oorlog nog te herkennen. Bijzonder is ook dat de weinige gedenktekens en informatieborden die herinneren aan de aanwezigheid van krijgsgevangenen, veelal op initiatief van de lokale bevolking zijn ontstaan.
Dankzij onze gidsen kregen we op al onze vragen een uitgebreid antwoord. En nog veel meer. Zo kwamen er naar aanleiding van artikelen in grote dagbladen over onze reis veel reacties van ooggetuigen die – sommige voor het eerst – vertelden wat ze zich nog konden herinneren van die laatste oorlogsjaren. Dat plaatste de informatie die ik al had uit boeken, archieven en egodocumenten in een ander licht. Uit de verhalen van enkele van die inmiddels hoogbejaarde ooggetuigen die we hebben ontmoet, maakte ik op dat het toen ook voor de plaatselijke bevolking – vooral ouderen, vrouwen en kinderen – een zware tijd was. Er was nauwelijks te eten, ze werden gedwongen tewerkgesteld in de oorlogsindustrie en er vielen veel slachtoffers door geallieerde bombardementen. Desondanks spraken ze vol mededogen over de krijgsgevangenen, want die hadden het nog erger en waren ver van huis. Dat is misschien wel de belangrijkste les die ik tijdens deze reis heb geleerd: een oorlog kent alleen maar verliezers en slachtoffers. Mijn reisgenoten en ik zijn van na de oorlog. Wij voelen ons geen slachtoffers. Dat waren onze vaders wel, maar zij overleefden en werden mooie, goede mensen. Een aantal keren tijdens ons bezoek aan Japan kregen we excuses aangeboden voor wat onze vaders is aangedaan. Die excuses heb ik dankbaar aanvaard. Namens mijn vader.
Lody Pieters was voorzitter van de Stichting Herdenking Birma-Siam Spoorweg en Pakan Baroe Spoorweg (SHBSS) en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2009 en 2013)
Sandra
De beslissing om met mijn zus Lody mee te gaan naar Japan was zo genomen. Over de tijd die mijn vader daar in krijgsgevangenschap had doorgebracht, wist ik nagenoeg niets. Evenmin wist ik iets van het land of het Japanse volk. Toen de plaatsen die we zouden gaan bezoeken bekend waren, ben ik me gaan voorbereiden op de reis zelf (plaatsen, vervoer, afstanden en hotels). Daarnaast heb ik o.a. boeken gelezen – Buigend riet van Dam Backer (dagboek van een krijgsgevangene) en De Offers van Kees van Beijnum (roman die zich afspeelt in Tokyo, een jaar na de capitulatie) – en de film Unbroken (over een Amerikaanse krijgsgevangene in Japan) bekeken. In Japan hebben we onder begeleiding van Yoshiko Tamura en andere vrijwilligers van het PoW Research Network Japan plekken bezocht waar kampen waren geweest en hebben we de havenplaats Moji bezocht, waar mijn vader aan land is gekomen. Ik heb de vrijwilligers van het Japanse Network leren kennen als gedreven, kundig en professioneel, van wie een deel – net zoals wij tweede generatie – antwoorden zocht op vergelijkbare vragen, maar dan in relatie tot hun eigen vaders.
Waar ben ik het meeste door geraakt? Misschien wel door ons bezoek aan het Nagasaki Atomic Bomb Museum. Afschuwelijk dat er zoveel slachtoffers (vrouwen/moeders, kinderen en oude mensen) moesten vallen om een einde te maken aan die jarenlange krijgsgevangenschap van mijn vader. Dankzij mijn reis naar Japan (en Thailand in 2013) ben ik meer te weten gekomen over mijn vader. Ik ben gaan inzien dat hij – ondanks al het slechte wat hem is overkomen – beschikte over een enorme mentale veerkracht, een positieve levensinstelling en een groot hart voor zijn vrouw en kinderen.
Sandra Pieters is vrijwilligster bij de SHBSS en pelgrim naar de Birma-Siam Spoorweg (2013)